Amin Ebrahimi is pas 24 jaar, maar heeft als musicus al een behoorlijke weg afgelegd – niet in de laatste plaats sinds hij in 2018 neerstreek in dit koude kikkerland. De Link vroeg de getalenteerde, van oorsprong Iraanse componist als artist in residence voor 2021. Max Majorana spreekt hem via Skype over zijn muzikale opvoeding, de parallellen tussen architectuur en muziek, en zijn nieuwe werk Persians Make Walls of Bricks. ‘Wat me interesseert aan architectuur zijn niet zozeer de gebouwen zelf, maar de manier waarop ze de menselijke beleving van ruimte en licht sturen.’
interview door: Max Majorana – 7 juli 2021
Dag Amin, je hebt in vrij korte tijd een indrukwekkend CV opgebouwd als pianist, gitarist, componist, dirigent en artistiek leider van Brabant Kamer Orkest. Voordat we het gaan hebben over je aanstaande première, wil ik even terug in de tijd; wist je als kleine jongen al dat muziek je roeping was?
Nou, het werd me wel met de paplepel ingegoten. Hoewel ik niet stam uit een muzikaal geslacht, was het alomtegenwoordig in mijn kindertijd. Ik herinner me dat we in de klas veel liedjes zongen op de basisschool. Mijn vader nam me geregeld mee naar allerlei concerten. En ook als we wandelingen maakten, was er altijd wel iemand die een gitaar mee bracht. Op jonge leeftijd wist ik dus al snel dat ik zelf wilde leren spelen.
Ik heb de indruk dat in Iran, waar je wortels liggen, muziek sowieso een belangrijk onderdeel van de opvoeding is.
Het is niet echt deel van de opvoeding binnenshuis of op school, maar absoluut een populair tijdverdrijf. Jongeren die zich samen vermaken, doen dat vaak met een instrument onder de arm. In die zin was de gitaar mijn hele jeugd mijn favoriete speelgoed. Elk weekend trokken we er wel op uit. Vuurtje maken, theetje drinken, de zon zien opkomen.
De manier waarop je dat omschrijft doet me een beetje denken aan de hippiebeweging.
Ha, die vergelijking begrijp ik, maar het staat toch echt in een andere traditie. Hoe dan ook is het een tijd die nu niet meer bestaat, en die ik af en toe behoorlijk mis. Maar zo gaat dat.
“Concertpubliek ziet slechts het resultaat van creatieve inspanningen die soms wel 24 uur per dag doorgaan.”
Wanneer drong het tot je door dat je jezelf professioneel met muziek bezig wilde houden?
Dat besef kwam pas later, tijdens mijn puberteit. Ik wist niet eens goed wat het zou inhouden. Hoewel er een flinke popindustrie is, wordt muziek in Iran niet echt als een beroep gezien. Ik fantaseerde er wel over om zelf op het podium te staan.
Je zult de eerste noch laatste tiener zijn met de droom om een ster te worden. En ik denk dat kunst & cultuur in Nederland toch ook vooral als entertainment gelden.
Helaas wel. Wat vaak vergeten wordt, is dat het werk van een muzikant geen 9-tot-5-baan betreft. Als publiek bij een concert zie je slechts het resultaat van creatieve inspanningen die soms 24 uur per dag door gaan, tot in het onderbewuste van je dromen. Als muzikant dringt die gewaarwording zich op een gegeven moment op, en dan moet je besluiten of je de toewijding aan kunt.
Vertel eens wat meer over die vroege herinneringen. Wat voor liedjes zongen jullie in de klas? Wat voor concerten bezochten je vader en jij?
Het repertoire aan kinderliedjes was vooral pedagogisch. Fabeltjes over dieren, over vriendschap, dat soort dingen. Tijdens de concerten waar mijn vader en ik heen gingen stonden vooral Perzische klassiekers op het programma.
Hoe is je voorliefde voor flamenco dan ontstaan?
Eenvoudig: via het internet. Ik was als gitarist al redelijk bedreven in pop, blues, een beetje rock, tot ik tijdens het zoeken van gitaarrepertoire via Aparat (vergelijkbaar met YouTube, red.) eens op een aantal video’s van Paco de Lucia. Dat blies me echt helemaal omver.
Ik heb me wel eens laten vertellen dat veel Iraanse jongeren juist de Amerikaanse popcultuur omarmen. Was flamenco voor jou de reden om te besluiten naar Europa te komen en jezelf verder te onderleggen?
Amerikaanse cultuur is er inderdaad erg populair. Als je de religieuze aspecten van beide kanten weg denkt, zie ik ook best veel parallellen tussen de Verenigde Staten en mijn thuisland. En eigenlijk is precies dát de reden geweest waarom ik vier jaar geleden besloot om me onder te dompelen in de klassieke Europese muziektraditie, waar ik tot op dat moment nog amper mee in aanraking was geweest. Emigreren was toen echter nog lang niet aan de orde.
‘Als je de religieuze aspecten van beide kanten weg denkt,
zie ik best veel culturele parallellen tussen de USA en mijn thuisland.’
Er ging ook een speling van het lot aan vooraf, nietwaar?
Dat kun je wel zeggen, maar laat me beginnen bij het begin. Ik had het rond mijn 18e best aardig voor elkaar; als één van de happy few in mijn geboortestad Masshad kon ik muziek studeren én doceren, waarmee ik een goed salaris verdiende. Toen vroeg het broertje van één van mijn leerlingen me op een goede dag waarom ik niet zou overwegen om me in Europa verder in de flamenco te gaan verdiepen. Op zijn aanraden surfte ik eens rond en kwam op de opleiding Wereldmuziek van Codarts in Rotterdam terecht. Interessant, misschien iets voor later, dacht ik.
Eerst maar eens afmaken waar je mee gestart bent?
Precies! Ondertussen schreef ik als componist regelmatig popnummers voor anderen, vaak ook met redelijk uitbundige strijk- en blaaspartijen. Dat deed ik een beetje op gevoel, zonder gedegen kennis. Ik besloot daarop een extra cursus arrangeren te gaan volgen bij Keyvan Alayi. Later werd ik zijn privé-leerling. Ik raakte eigenlijk elke dag meer bezeten van de materie. Op een gegeven moment zette ik me nog eens achter mijn computer om me te oriënteren op de opleidingen in Europa. En toen moest ik direct handelen; met een rap naderende deadline was de keuze voor Fontys Tilburg ineens snel gemaakt.
Was het een cultuurshock toen je hier uiteindelijk neer streek?
Ja, maar op zowel een positieve als negatieve manier. Je moet weten dat verhuizen een enorme gok was; ik wist dat ik niet zonder meer terug zou kunnen om mijn familie op te zoeken. Bovendien was Trump aan de macht gekomen en kondigde hij vrijwel onmiddellijk economische sancties tegen Iran aan. De inflatie is daardoor intussen met 600% gestegen. Ik arriveerde hier dus niet bepaald met een enorme buffer, en moest ‘s nachts aan de bak bij McDonalds om de eindjes aan elkaar te knopen. Het voelde alsof ik weer terug bij af was, nadat ik me in Iran vanaf mijn veertiende langzaam omhoog had gewerkt. Tegelijkertijd viel me onmiddellijk op dat de mensen op het conservatorium elkaar gelijkwaardig behandelen en met veel eerbied met elkaar omgaan. Dat je je docent bij zijn of haar voornaam kunt noemen, was nieuw voor me.
In je geboorteplaats Masshad studeerde je architectuur voordat je naar het conservatorium ging. Hoe zeer verschillen de gebouwen in Tilburg en Masshad van elkaar?
Tja, enorm natuurlijk. De traditionele Tilburgse arbeidershuisjes vind ik zeer representatief voor de stad. Die enorm steile trappen! Daar staat dan weer het imposante beton van bijvoorbeeld Fontys tegenover, met een knipoog naar het eigen industriële verleden en de grappige systeemplafonds. Nederland is een dichtbevolkt land, dus ik snap dat knusse wel. Waar ik vandaan kom is de behuizing logischerwijs veel ruimer. Voor een doorsnee gezin is een vloeroppervlakte van 150 m2 geen uitzondering.
Het nieuwe werk dat je schreef voor saxofonist Raquel Pais da Silva (en 17 juli in première gaat in bij De Link in het Cenakel, red.) heet Persians Make Walls of Bricks. Het stuk is opgebouwd uit vijf bewegingen, die stuk voor stuk een architectonisch hoogstandje representeren, waaronder de Nasir al-Moelkmoskee en de Vank-Kathedraal. Hoe kwam het tot stand?
Wat me interesseert aan architectuur zijn niet zozeer de gebouwen zelf, maar de manier waarop ze de menselijke beleving van ruimte en licht sturen. In Persians Make Walls of Bricks heb ik geprobeerd om een fictief personage rond te laten dwalen in deze gebouwen, en diens gevoelens te vertalen naar de saxofoon. Daarbij maak ik onder meer gebruik van kenmerkende Perzische microtonale toonladders en Armeense modaliteit, die tot zekere hoogte nog te vatten zijn voor westerse toehoorders. Doel is om hen in de concertzaal op reis mee te nemen.
Het is dus weer een soort meerluik, net als de Rumi cycle. Wat me opvalt, is dat je tot dusver opgebouwde oeuvre een enorme variatie kent in textuur en expressie. Ik vind de elektronische glitches van Seven Rainy Cities bijvoorbeeld erg tof, een werk dat weinig gemeen lijkt te hebben met het orkestrale koorwerk van He Woke Up In the Snake’s Dream of het sacrale van de Rumi liedcyclus. Is die verscheidenheid iets wat je bewust opzoekt?
Ik vind het interessant dat je dat zegt, want Seven Rainy Cities is eigenlijk geïnspireerd door de Rumi cyclus, specifieker gezegd op het eerste nummer daarvan, Quest. Ik heb dat materiaal omgevormd tot Seven Rainy Cities. Om antwoord te geven op je vraag: als componist probeer ik vaak te vertrekken vanuit de bezetting waar ik voor schrijf. Maar de verhalen zelf, die op meerdere muzikale manieren te vertellen zijn, recycle ik wel eens. Op die manier hoop ik mezelf en de luisteraar te blijven uitdagen, en verschillende muzikale culturen te verenigen.
Kijk aan! Dat is een mooie openbaring. Mag ik dan concluderen dat voor jou vorm ondergeschikt is aan de inhoud?
Niet per se. Ze zijn met elkaar verstrengeld, als een soort tweeling. Uiteraard weet ik ook niet altijd vooraf wie de uitvoerders zullen zijn.
Wat betreft Persians Make Walls of Bricks; hoe verhoudt dat zich tot het Cenakel?
Wel, de ontwerpers van de vijf gebouwen die ik in het stuk heb verwerkt waren niet zelden zelf ook componist. Ik geloof heel erg in de parallelle esthetiek van architectuur en muziek. Het stuk gaat echter niet zozeer over de gebouwen zelf, want die zijn dus ontworpen door en voor mensen, en die staan centraal. Omdat het Cenakel vroeger eveneens een religieuze functie had, en de akoestiek dienovereenkomstig is, wil ik eigenlijk met een omweg een soort echolocatie bewerkstelligen. En ik kan alvast verklappen dat er op 17 juli ook een visuele component bij komt kijken.
Het nieuwe werk van Amin Ebrahimi voor saxofoniste Raquel Pais da Silva gaat op zaterdag 17 juli in première bij De Link. Die avond zijn er ook optredens van violiste/ zangeres Claire Adams en klaveciniste Goska Isphording.
Kaarten zijn hier te koop: